De basis van het toreneindspel
Laatst aangepast op .
In de voorgaande artikelen hebben we vooral naar de basis eindspelen gekeken. Je hebt daar geleerd hoe je de koning moet gebruiken in het eindspel, en hoe je pionneneinspelen moet beoordelen en uitspelen. Met die kennis aan boord gaan we nu kijken naar toren eindspelen.
De reden dat we naar toreneindspel kijken is simpel. Van alle partijen die het eindspel bereiken, zie je veruit het meeste toreneindspelen. Het bestuderen van de techniek van toreneindspel zal dus het meest effectief zijn om een betere schaker te worden.
In dit artikel gaan we kijken naar de twee fundamentele principes van het toreneindspel, waar de ene speler een toren en pion heeft en de tegenstander een toren. In de Lucena positie kunnen we een techniek gebruiken om dit type stelling te winnen. Terwijl de Philidor positie een techniek is om een aantal van deze stellingen remise te houden.
De Lucena positie: het bruggetje bouwen
De eerste stelling in diagram (1) die we bekijken noemen we de Lucena positie. Wit heeft een extra pion op de zevende rij en is dicht bij promotie. De koning staat op het moment voor de pion en kan nu geen kant op.
Deze stelling is winnend voor wit als de pion op de b-g lijn staat. Alleen met een randpion blijft deze stelling remise. Dit is belangrijk om te herinneren, zodat je altijd weet dat deze stelling wint. Nu gaan we kijken naar de techniek.

Als eerste moet de koning voor de pion weg om te kunnen promoveren. Het ligt dus voor de hand om een schaakje te geven met 1.Tf1+, en nadat de zwarte koning 1...Kg7 zet, kunnen we de koning spelen. Voordat we dat doen moeten we even goed nadenken. Als de koning voor de pion weg gaat, dreigen we te promoveren. Zwart zal dus schaak gaan geven met zijn toren, net zo lang tot we weer voor de pion gaan staan. Als de witte koning te ver van de pion weg loopt speelt zwart Td2 en gaat de pion verloren.
We moeten een veilig veld vinden voor de koning dat niet te ver van de pion is. Omdat dit veld niet bestaat, moeten we deze zelf maken. We spelen een precieze zet met de toren: 2.Tf4!! zoals in diagram (2). Dit is de sleutelzet van dit idee; we gaan de toren gebruiken om een veilig veld op d5 te maken voor de koning.

Na deze cruciale torenzet is de zet van zwart ongedwongen, bijvoorbeeld 2...Kg8. Nu begint de witte koning zijn reis naar het veilige veld d5: 3.Ke7 Te2+ 4.Kd6 Td2+ 5.Ke6 Te2+ 6.Kd5 Td2+ 7.Td4!
Wit blokkeert de schaak met de toren. Nu heeft zwart geen schaakjes meer en wit zal de pion promoveren. We noemen deze techniek om de toren op de vierde rij te zetten soms een bruggetje bouwen met de toren.

De Philidor positie
In de vorige (Lucena) positie zagen we dat met de pion op de zevende rij, je een bruggetje kan bouwen om de winst te pakken, tenzij het een randpion is. Nu bekijken we hoe de partij met een pion minder deze situatie kan verdedigen (tot remise) als de pion nog niet op de zevende rij is gekomen.

Zwart (aan zet in diagram 4) kan deze positie remise houden door te verdedigen op de 6e rij. Hij speelt 1...Tb6! en voorkomt dat wit Kf6 met matdreiging kan spelen. Zwart houdt zijn toren op de zesde rij tot wit zijn pion vooruit speelt. Door te verdedigen op de zesde rij forceert zwart dat wit eerst de pion vooruit moet spelen met 2.f6 zoals in diagram (5).

Precies op het moment dat wit de pion "duwt", wijzigt hij zijn strategie: hij speelt de toren naar de achterste rij om de koning eeuwig schaak te kunnen geven. Dus na 2...Tb1! eindigt de partij in remise vanwege eeuwig schaak na: 3.Kg6 Tg1+ 4.Kf5 Tf1+ 5.Ke6 Te1+ etc.
De praktijk van toreneindspelen
Deze twee posities vormen de basisprincipes van toreneindspelen. Omdat de "echte" schaakstelling vaak er net anders uitziet is het belangrijk om na te blijven denken en te letten op tactische zetten etc. Laten we eens zo'n stelling bekijken.

In diagram (6) is wit aan zet. Zwart is te laat om op de zesde rij te kunnen verdedigen en wit kan zijn koning veilig naar de zesde rij spelen: 1.Kg6 (merk op dat 1.Kf6 Tb6+ de Philidor positie is). Na 1...Tf1 2.Kf6 (diagram 7) dreigt wit Ta8#. Zwart moet hier de correcte keuze maken tussen Ke8 en Kg8.

Laten we gewoon beide zetten analyseren en kijken wat er gebeurt. 2...Ke8 3.Ta8+ Kd7 4.Tf8 wordt problematisch voor zwart. Hij kan niet veel doen om de voortgang van wit tegen te houden. 5.Kg7 Ke7 6.f6+ Kd7 7.Ta8 Tg2+ 8.Kf8 Tf2 9.f7 Tf1 10.Ta4 en wit heeft de Lucena positie bereikt. Zoals we eerder geleerd hebben is dit winnend voor wit.
Zou 2...Kg8 meer opleveren? Eens kijken: 3.Ta8+ Kh7 4.Tf8. Wit past gewoon hetzelfde plan toe. Zwart moet nu gebruik maken van de ruimte op de koningsvleugel, we noemen dit de lange kant (ten opzichte van de pion). Zwart kan deze stelling verdedigen doordat zijn koning aan de korte kant staat, en de toren schaak kan geven via de lange kant. Zwart speelt de sleutelzet 4...Ta1 en dreigt eeuwig schaak te geven. Dit idee werkt omdat de toren aan de lange kant schaak kan geven van ver weg.

Voordat wit aanvaart dat zwart zijn eindspelkennis goed op orde heeft, gaat hij nog een poging doen voor de winst: 5.Te8 om het schaak te kunnen blokkeren. Zwart reageert correct door simpelweg terug te gaan: 5...Tf1, en wit boekt geen progressie meer, bijvoorbeeld: 6.Te7+ Kg8 7.Tg7 Kf8 8.Tf7+ Kg8. Als verdedigende partij wil je dus je koning aan de korte kant, en toren aan de lange kant.
Het is zeer nuttig om elk jaar een uurtje of misschien twee te spelen met deze basis toreneindspelen. Pak een schaakbord, zet een variant van deze stellingen op, en denk goed na waarom en wanneer je bepaalde belangrijke zetten moet doen. Zo krijg je gevoel voor dit type stelling en vind je snel de juiste zetten, ook onder tijdsdruk in een echte partij.