De notatie van schaken
Laatst aangepast op .
Schaakzetten worden vaak genoteerd zodat een partij nagespeeld kan worden. Bij officiële partijen is het zelfs verplicht om te noteren. Hiervoor zijn voorgedrukte papiertjes waar links de witte zetten worden genoteerd en rechts de zwarte zetten (kijk alvast maar naar afbeelding (2)). Door de nummering te volgen die op de papieren staan weet je altijd bij welke zet je bent. Veel schakers gebruiken een zogenaamd notatieboekje, waar een redelijk aantal van deze papieren zitten, zodat ze hun partijen van 1 seizoen handig bij elkaar kunnen houden.
Bij de schaaknotatie wordt gebruik gemaakt van de namen van velden zoals die bij de spelregels staat uitgelegd. Een veld heeft als voornaam de letter van de lijn, en als achternaam het cijfer van de rij. Bij deze velden wordt dan een afkorting voor het stuk dat je gebruikt gezet, zodat het samen een zet vormt.
Noteren kan op twee manieren gedaan worden, er is de zogenaamde lange notatie, en de korte notatie. De lange notatie zoals de naam al doet vermoeden is iets langer en kost daarom iets meer schrijfwerk. Omdat de mens doorgaans een lui dier is, gebruikt de grote meerderheid de korte notatie.
Lange notatie
Deze notatie heeft het volgende formaat: (het stuk dat je zet)(het veld waar het stuk vandaan komt)-(het veld waar het stuk heen gaat). Hierbij gebruikt je een streepje tussen de velden voor een normale zet, en een kruisje x als je een stuk slaat. De stukken kort je af tot de volgende letters:
- K koning
- D dame
- T toren
- L loper
- P paard
- niets pion
Enkele willekeurige voorbeelden van zetten kunnen dus zijn: e2-e4 (als je niets ziet staan is het dus met de pion), Df2-b6, Kh1xh2. Even kijken wat het verschil is met de korte notatie.
Korte notatie
De korte notatie zegt niet waar het stuk vandaan kwam, maar alleen waar het stuk heen gaat, en is daarom korter. Ook wordt het streepje (koppelteken) bij een gewone zet weggelaten. Dezelfde zetten zouden dan zijn: e4, Db6 en Kxh2.
De korte notatie geeft als je goed noteert geen problemen, het is dan altijd duidelijk waar een stuk vandaan kwam, en dus eigenlijk dubbele informatie. Als je veel fouten maakt in de notatie is het misschien raadzaam om de lange notatie te gebruiken, waarmee je soms je fouten op kan sporen.

Waar je bij korte notatie goed op moet letten zijn situaties als 2 dezelfde stukken naar hetzelfde veld kunnen, zoals in diagram (1). Het is belangrijk dan duidelijk te maken van welk veld het stuk komt. Als je met het paard van b1 naar d2 wil, noteer je dat als: Pbd2. Je leest dit als: het paard van de b lijn wil naar d2. Andersom als je met het f-paard naar d2 zou willen noteer je Pfd2, het feit dat dat een beetje een rare zet is negeren we maar even! Op een zelfde manier zouden 2 torens op 1 lijn kunnen staan. Dan kan je bijvoorbeeld T4d5 (de toren op d4 gaat naar d5) krijgen. Bij pionnen die slaan is het wel verstandig dat je altijd vermeldt van welke lijn ze kwamen. Schrijf dus bijvoorbeeld exf4. Je zal hier even aan moeten wennen en ongetwijfeld zal je het een keer vergeten. Maakt niet veel uit, kan iedereen een keer gebeuren, meestal kan je wel achterhalen welk stuk het was.
Bijzonderheden bij notatie
We kennen nu de basics, je mag zelf kiezen of je kort of lang noteert. Met lange notatie zal je in het begin misschien minder notatie-fouten maken. Korte notatie zal je wat tijd besparen. Daarom kiest de meerderheid van de schakers voor de korte notatie, je houdt immers meer tijd over om te schaken! Oja, bijzonderheden, hier een lijstje met tekens die gebruikt worden, waarvan je er een paar al kent:
- - gaat (alleen bij lange notatie)
- x slaat
- + schaak
- ++ dubbelschaak (is niet verplicht)
- # schaakmat
- O-O korte rokade
- O-O-O lange rokade
- exd6 e.p. slaat en passent
- a8D als een pion promoveert, noteer je achter de zet het stuk waar hij in promoveert
- = remise aanbod
Nog even wat uitleg hierbij: het streepje (bij lange notatie) en kruisje wordt meestal ertussen gezet (voorbeeld: Pa2xc3 lang en Pxc3 kort), de plusjes (schaak) en het hekje (mat) meestal achteraan (voorbeeld: Df6+). Wat dubbelschaak inhoud leer je nog wel. Korte en lange rokade spreken denk ik voor zich, die moet je gewoon even onthouden. Het = symbool bij remise schrijf je als jij of je tegenstander remise aanbiedt. Een voorbeeld kan zijn Kh2=.
Annotaties
Bij het analyseren van partijen en in schaakboeken worden nog een aantal symbolen gebruikt. Ze kunnen aangeven of een zet goed of slecht was. Je ziet dit vaak in geanalyseerde partijen en boeken, het is echter nu nog niet zo belangrijk voor je. Je mag deze symbolen echter niet gebruiken tijdens de partij. Je mag geen andere dingen opschrijven dan gewone notatie, omdat je dit zou kunnen gebruiken als geheugensteuntje, en dat is niet toegestaan. Hier zijn de symbolen:
- !! een uitstekende zet
- ! een goede zet
- !? een interessante zet
- ?! een dubieuze zet
- ? een slechte zet
- ?? een blunder
Verder staat aan het eind van de zettenlijst de uitslag: 1-0 (als wit wint), 0-1 (als zwart wint), 1/2-1/2 (bij remise).
Netjes noteren

Je doet er jezelf een lol mee om een beetje netjes te noteren. Een handige methode om dit te doen zie je in de foto (afbeelding (2)). Ik heb maar snel even een foto gemaakt uit mijn schaakboekje van een oude partij. Door de zetten zo alternerend links en rechts uit te lijnen hou je het erg overzichtelijk. Deze manier van noteren is fijn als je je partij wilt naspelen, en mocht je tijdens een partij fout noteren, dan heb je optimale ruimte om te verbeteren.