Het strategische doel van pion meerderheden bij schaken

Laatst aangepast op .

In verschillende openingen komt het voor dat beide spelers evenveel pionnen hebben, maar dat deze niet gelijk over het bord verdeeld zijn. Als een speler op een deel van het bord meer pionnen heeft, en deze alleen een kleiner aantal pionnen tegen kan komen, spreken we van een pion meerderheid. Andersom noemen we het kleinere aantal pionnen van de tegenstander een pion minderheid.

Een pion meerderheid bij schaken(1) Zwart heeft een pion meerderheid op de koningsvleugel en wit op de damevleugel.

Een plan dat hoort bij het hebben van een minderheid is de minderheids aanval (minority attack). Dit plan wordt vaak toegepast in het middenspel. Het idee is om de minderheid af te ruilen om de tegenstander met een (hopelijk) zwakke pion over te laten. Doordat het gaat om een middenspel, is de pion die over blijft meestal een makkelijk doelwit voor de stukken op het bord. We gaan nu echter niet kijken naar de minderheidsaanval, maar hoe een pion meerderheid sterk kan zijn.

Het plan dat hoor bij een meerderheid is gek genoeg eigenlijk precies hetzelfde! Als je een meerderheid afruilt kan je vaak een vrijpion creëren. Je wil natuurlijk dat die vrijpion sterk is, en niet een makkelijk doelwit voor de tegenstander. Het maken van de vrijpion komt dus erg precies, en hangt er af van de stelling. Als je dit op een juist moment doet kan de vrijpion een beslissend hulpmiddel zijn.

De logische volgende vraag is dus: wanneer is de vrijpion sterk? Het eerste logische antwoord is: in het eindspel!

De pion meerderheid gespeeld door Michail Tal

In deze stelling heeft Michail Tal (de witspeler) de mogelijkheid om op d8 te slaan, en zo tot een pionnen eindspel af te ruilen. Als hij bestluit dit te doen hebben beide spelers een pion meerderheid.

pion meerderheid damevleugel(2) Tal (met wit) krijgt de mogelijkheid om naar een pioneindspel af te ruilen.

Tal besluit om voor het pionneneindspel te gaan. De 3 tegen 2 pionmeerderheid op de damevleugel geeft hem de mogelijkheid om snel een vrijpion te maken. Hij maakt hier goed gebruik van de volgende vuistregel:

In een race is een 2 tegen 1 meerderheid is meestal sneller dan een 3 tegen 2 meerderheid, en die is weer sneller dan een 4 tegen 3 meerderheid.

1.Dxd8+ Dxd8 2.Txd8 Kxd8 3.Kd2 Kd7 4.Kd3 Kd6 5.c4!

Wit verspeelt geen tijd met Kd4. Hij ruilt zijn 3 tegen 2 meerderheid snel af naar een 2 tegen 1 meerderheid.

5...bxc4+ 6.Kxc4

wit kan een vrijpion maken(3) Wit kan nu snel een vrijpion maken.

Zwart probeert zelf een vrijpion te maken met de zet 6...e5. Merk op dat als 6...g5 7.fxg5 hxg5 8.b4! wit nu twee verre vrijpionnen kan maken (op de koningsvleugel door eerst h3, dan g3 en dan h4 te spelen. Hij speelt eerst h3, omdat als hij gelijk g3 zou spelen, speelt zwart g4 en voorkomt de vrijpion door de en-passent regel).

6...e5 7.fxe5+ Kxe5 8.b4 f5 9.b5 axb5+ 10. Kxb5 f4 11.a4 g5 12.a5 g4 13.Kc4!!

pion meerderheid op de damevleugel(4) Na Kc4!!

Zoals je ziet in diagram (4), stapt de witte koning terug in het bereik van de f-pion (in het vierkant) en houdt zo de f-pion tegen. Als zwart Ke4 speelt, heeft wit een tempo gewonnen doordat hij op a8 met schaak zal promoveren! Je ziet het in de volgende lijn:

13...Ke4 14.a6 f3 15.gxf3+ gxf3 16.a7 f2 17.a8D+

wit promoveert met schaak(5) Wit promoveert met schaak.

Wit promoveert met schaak (Diagram 5) en houdt de pion tegen! Vanaf dit punt is het een kwestie van techiek. Zwart geeft op.

Het alternatief voor zwart was om niet 13...Ke4 te spelen, maar zijn vrijpion te maken met 13...f3, maar ook dan wint wit, want hij kan de f-pion tegenhouden. Vervolgens moet de zwarte koning de verre a-pion van wit ophalen, en wint wit dankzij de h-pion. Dit is het principe van de verre vrijpion. In dit geval dus de a-pion van wit.

13...f3 14. gxf3 gxf3 15. Kd3 Kd5 16. Ke3 Kc5 17. Kxf3 Kb5 18. Kg4 Kxa5 19. Kh5 Kb6 20. Kxh6 Kc6 21. Kg7 Kd6 22. h4 Ke5 23. h5 Kf5 24. h6.

Wit wint nu door zijn h-pion te promoveren.

Terug naar het strategie overzicht.